Stikstofonderzoek met provincie Overijssel

De geitensector kent in Nederland een relatief laag aantal bedrijven. Ondanks het feit dat het geen grote sector is, ligt de sector wel onder een vergrootglas. Diverse provincies kennen een (tijdelijke) geitenstop. De bestaande bedrijven krijgen te maken met steeds meer wet- en regelgeving. Zeker op het gebied van stikstofuitstoot is er het nodige besproken de afgelopen tijd. Onderzoek is nodig om op effectieve wijze maatregelen te kunnen treffen in bestaande stallen zodat dit voor alle partijen een toekomst bestendige oplossing is. Daarom zijn wij dankbaar dat dit kan in samenwerking met de provincie Overijssel, die ons met het stikstofproject ruimte biedt om de optimale stikstof-efficiëntie bij geiten te onderzoeken.

Effect van voeding op stikstof
Voeding is een belangrijk aandachtspunt op het geitenbedrijf. Een uitgebalanceerde voeding is noodzakelijk voor een optimale melkproductie en een gezonde geit. Daarnaast is het een hoge kostenpost. Voer vormt de ‘input’ van de geit en heeft invloed op alle factoren die spelen rond klimaat en dierwelzijn. Voer is te sturen en kan daardoor snel verschil maken in stikstofefficiëntie.

Sturen met voer door te werken naar een optimale stikstofbenutting en zo te werken aan bijvoorbeeld het verlagen van de ammoniakuitstoot, is een relatief goedkope maatregel. Er zijn geen (extra) technische installaties nodig die lucht reinigen. Het probleem wordt met voeding bij de bron aangepakt. Het doel van dit project is dan ook de verduurzaming van de melkgeitensector middels het voerspoor door wetenschappelijk maar vooral praktisch en toepasbaar onderzoek te verrichten naar diverse factoren die invloed hebben op diergezondheid, klimaat en leefomgeving.

Gedrag studie 
Om de  stikstofbenutting van geiten in kaart te brengen hebben wij een gedragsstudie verricht om te kijken naar het vreetgedrag van geiten. Bij GIJS Mekkerhof zijn 52 geiten met een gemiddelde melkproductie (3,65 kg), eiwitpercentage (3,55) en ureumgehalte (34) geselecteerd, willekeurig ingedeeld in 3 opeenvolgende rondes. In elke ronde hebben we de geiten 3 ochtenden  (6.00-11.30) en 3 middagen (11.30-18.00) geobserveerd op vreetgedrag (kuilgras & krachtvoer vreten, herkauwen). Dag- en nachttemperatuur en THI (Temperature Humidity Index) zijn berekend en op de laatste observatiedag zijn melkmonsters (n=52) en mestmonsters (n=10) genomen. 

In de ochtend wordt het meest gevreten en in de middag het meest geherkauwd, terwijl er ook verschillen tussen individuen zijn, zoals de gemiddelde tijd gespendeerd aan vreten (10,6±0,6%). Bij 88% van de geiten varieert de vreetlocatie en bij 96% de liglocatie. De temperatuur en THI zijn negatief gecorreleerd aan tijd gespendeerd aan vreten (-0,35 en -0,32; P<0,001) en kuilgras vreten is positief gecorreleerd aan krachtvoer vreten (0,32; P=0,02) en herkauwen (0,29; P=0,03). Hoewel in de tweede ronde de gemiddelde 24-uurstemperatuur en -THI hoger was dan in ronde 1 (18,9 vs. 22,2°C; 65 vs. 70) en minder tijd werd gespendeerd aan vreten, is geen verschil in melksamenstelling en productie gevonden. 

Geen correlaties zijn gevonden tussen gedragingen en melkproductie, melk- en mestsamenstelling.
Stikstof in de mest en melkureum zijn positief gecorreleerd (0,67; P=0,03).

De resultaten van dit onderzoek laten zien dat een zekere mate variatie in vreetgedrag geen invloed heeft op de melkproductie en -samenstelling en dat ureum in geitenmelk kan worden gebruikt als indicator voor de stikstofbenutting.

Stikstofefficiëntie van een geit
Om nog beter in kaart te brengen hoe de stikstof-efficiëntie van een geit is, is er met behulp van de provincie Overijsel een uitgebreid stikstofplan opgesteld waarin een grote innovatie is geplaatst op de Mekkerhof. Als bedrijf wilden wij naast de individuele melkgift ook graag weten wat de individuele voeropname was om zo het plaatje nagenoeg compleet te maken. De CombiFort van Geitenbelang was met wat aanpassingen het juiste systeem voor de Mekkerhof. Wij kunnen hiermee bijvoorbeeld in plaats van vier broksoorten zes broksoorten voeren en twee poeders. Hierdoor zijn ontzettend veel mogelijkheden qua broksamenstellingen voor verschillende behandelgroepen. Ideaal zodat ook meerdere onderzoeken naast elkaar kunnen worden ingezet. 

Met de CombiFort is alles rondom voeren zoals voeropname, bezoekgedrag, tijd van eten en restvoer goed in beeld. Wij hebben 32 voerboxen in de stal staan waar wij 800 geiten mee kunnen voeren. Iedere voerbox heeft een beweegbare tuimelaar met voeropening. Als een geit de voerbox in stapt steekt ze haar kop door de voeropening. Om bij de voerbak en dus ook het voer, te kunnen komen duwt ze de tuimelaar naar voren. Door deze beweging sluit ze zelf haar eigen voerbox achter zich af met 2 deurtjes die verbonden zijn met de tuimelaar en komt haar voerbakje omhoog. 

Na ongeveer een halve minuut valt er voer in de voerbak. Na een ingestelde eettijd wordt de geit uit de voerbox geduwd en wordt het restvoer terug gewogen. Zo weten wij precies wat de geit aan brok heeft.Doordat de CombiFort zo is omgebouwd krijgen wij precies de data binnen van iedere individuele geit die nodig is, perfect voor onderzoek dus!

Verkregen data
Hierop voortbordurend zijn wij gestart met het verlagen van ruw eiwit in de brok bij onze melkgeiten om te kijken wat voor effect dit zou hebben op ureum, melkproductie en eiwit gehaltes in de melk. Op deze manier kunnen we de stikstof-output reduceren, zonder dat de melkproductie onder druk komt te staan. 

Voor dit onderzoek zijn +/- 100 duurmelkers met een gemiddelde melkproductie (3,1 kg) en voeropname (2,0 kg) geselecteerd. De groep is opgedeeld in twee behandelgroepen met gelijke melkproductie, voeropname, eiwitgehalte (3,4%) en ureumgehalte (Controle 49,02 en proef 49,84). Geiten van de behandelingsgroepen zijn gehuisvest in dezelfde pot. Op deze manier zijn de fysieke omstandigheden van de geiten hetzelfde. 

Gedurende het hele onderzoek werd het krachtvoer individueel verstrekt via het CombiFort systeem van Geitenbelang. De dieren in de proef groep kregen een rantsoen die 10% lager was in eiwitgehalte dan de controlegroep.  Opvallend was dat we in melkproductie en voeropname we nagenoeg geen verschil zagen tussen de behandelgroepen. Dit indiceert dat  de melkproductie niet gelijk onder druk zou komen te staan bij een lager eiwitgehalte in het voer. Het ureumgehalte  steeg met bijna 10% (4,75) bij de controle groep (niet significant) terwijl de proefgroep juist een kleine daling had in ureumgehalte (zie grafiek). Omdat uit het eerdere onderzoek ureum in de melk sterk gelinkt was aan ureum in de mest en dus aan stikstof-output, was dit voor ons de aanleiding om dit onderzoek nog groter op te gaan zetten. Op dit moment loopt er nu een onderzoek waar we 4 behandelgroepen hebben met een ruw eiwit van 15,5%, 16,5%, 17,5% en stal gemiddelde. Hiermee willen we in kaart brengen hoe we optimaal stikstof kunnen reduceren zonder productie en gehaltes verlies. In het nieuwe jaar presenteren we de onderzoeksresultaten.   

 

× Chat